Dutch, 18.mar.25

Prahlada had, zoals de Bhagavata-tekst verklaart, een diepgeworteld geloof in God (Narayana) en Zijn Universele, Absolute Werkelijkheid. Zijn vader, Hiranyakashipu, voelde zich echter aangetrokken door uiterlijke vormen en beperkende namen. Daarom was Prahlada altijd verzonken in gelukzaligheid (ananda), waar hij ook was, onder welke omstandigheden dan ook. Hiranyakashipu was altijd bezorgd en ongerust, verstrikt in de veelheid aan namen en vormen. Zij die even gelukzalig zijn als Prahlada zullen een aura om zich heen hebben en hun gezicht zal stralen. Mensen kunnen blij worden als ze zo’n gezicht zien en ernaar verlangen om die ervaring keer op keer te krijgen. De gezichten van bezorgde, ongeruste mensen zullen ook anderen met soortgelijke gevoelens besmetten. Bovendien geeft vreugde grote kracht, terwijl bezorgdheid je berooft van de kracht die je hebt. Ware verrukking kun je niet krijgen door inspanning, kan niet kunstmatig worden opgewekt of doelbewust in stand worden gehouden. Er kan geen cursus in geestelijke discipline (sadhana) worden voorgeschreven om iemand in staat te stellen ananda te verwerven. Want in feite is men de belichaming van ananda. Maar omdat de mens er niet in geslaagd is zijn waarheid vast te stellen, probeert hij die buiten hem te zoeken, in de objecten om hem heen. Voor degenen die zich ervan bewust zijn geworden dat zij het eeuwige, ware, zuivere Atma zijn, is ananda altijd toegankelijk.
– Sathya Sai Baba, 23 november 1983
                                                                                                                                      
© Vertaling Sathya Sai International Organisation – Nederland


Hoeveel rijkdom of kracht je ook verwerft, als je de bronnen van gelukzaligheid (ananda) niet aanboort, kun je geen vrede en blijvende tevredenheid krijgen. – Baba